Commissie ROM

Insprekers:

• De heer Menger van Bedderie de Boer over aanvraag omgevingsvergunning Jousterweg 28 Heerenveen. De inspraakreactie van de heer Menger is als bijlage aan dit agendapunt toegevoegd.

Bij onze brief van 20 juli 2023 (kenmerk Z.23.391863/ D.23.1670223) hebben wij u geïnformeerd over de resultaten van de evaluatie van het kamerverhuurbeleid (bijlage 2). U heeft ons daarom gevraagd in uw moties van 19 december 2022 en 26 januari 2023. Uit deze evaluatie komt onder meer naar voren dat het wenselijk is om enkele onderdelen van het bestemmingsplan voor kamerverhuur aan te passen. Het gaat daarbij om die onderdelen die voor meerderlei uitleg vatbaar zijn. Inmiddels hebben wij ter uitvoering daarvan een ontwerp-bestemmingsplan waarin deze noodzakelijke aanpassingen zijn verwerkt, ter inzage gelegd. Wij hebben u daarover bij brief van 9 oktober 2023 (kenmerk Z.23.410707/ D.23.1692771) op de hoogte van gesteld.
Het kamerverhuurbeleid is behalve in het bestemmingsplan kamerverhuur juridisch ook verankerd in een beheersverordening kamerverhuur. Beide instrumenten gelden voor verschillende delen van de gemeente. Tezamen dekken deze instrumenten het hele grondgebied van de gemeente af. Inhoudelijk zijn de regels in de beide instrumenten gelijk. De aanpassingen waarvan het wenselijk is deze in het bestemmingsplan kamerverhuur aan te brengen, moeten daarom ook in de beheersverordening kamerverhuur worden doorgevoerd.

Insprekers:

• de heer Van Es
• mevrouw Pijl namens Mariska van Veen / de bewoners Herenwal en Dubbele regel
• de heer Meindertsma namens de bewoners van Heideburen
• mevrouw Donkersteeg namens de bewoners Burgemeester Falkenaweg

Inspraakreacties zijn als bijlage toegevoegd.

De 1e Aanpassing van de Partiële herziening beheersverordeningen kamerverhuur vaststellen

De raad heeft op 19 december 2022 een voorbereidingsbesluit vastgesteld (bijlage 1). Met dit voorbereidingsbesluit heeft de raad verklaard dat een nieuw bestemmingsplan wordt voorbereid. Het gevolg daarvan is dat een aanvraag om een vergunning die past binnen het geldende planologische regime, moet worden aangehouden totdat het nieuwe bestemmingsplan in werking is getreden. Daarmee wordt voorkomen dat in afwachting van dit nieuw planologische regime, toch vergunning moet worden verleend voor nieuwe onwenselijke initiatieven. Dit voorbereidingsbesluit heeft echter een werkingsduur van 1 jaar en verloopt op 27 december 2023.

1. Op grond van artikel 3.7 Wet ruimtelijke ordening te verklaren dat er een bestemmingsplan wordt voorbereid voor het gebied dat als zodanig is weergegeven op de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0074.VBBhvcentrum-VG02;
2. Te bepalen dat binnen het gebied waar het onder 1. genoemde voorbereidingsbesluit van kracht is, het verboden is om het bestaande gebruik van bouwwerken te wijzigen zodanig dat het aantal zelfstandige woonruimten op een bouwperceel toeneemt;
3. Te bepalen dat het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning kan afwijken van het onder 2. genoemde verbod mits de voorgenomen wijziging van het bestaande gebruik niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan;
4. Te bepalen dat het voorbereidingsbesluit in werking treedt op de dag na de dag waarop dit besluit bekend is gemaakt.

In de raadsvergadering van 18 februari 2021 heeft de raad, vooruitlopende op de invoering van de Omgevingswet, de volgende besluiten genomen:
• gevallen aangewezen waarin de raad voorafgaande aan het verlenen van een omgevingsvergunning aan ons college (bindend) advies moet uitbrengen,
• gevallen aangewezen in welke gevallen de aanvrager van een omgevingsvergunning verplicht is participatie toe te passen, en
• gevallen aangewezen wanneer toepassing moet worden gegeven aan de uitgebreide procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Aangezien de Omgevingswet nog niet in werking getreden is (dit gebeurt op 1 januari 2024), is dit besluit ook nog niet in werking getreden. Bij wijze van voortschrijdend inzicht zijn wij tot de conclusie gekomen dat deze besluiten op enkele onderdelen aanpassing behoeven. Een geconsolideerde versie waarin de voorstellen zijn verwerkt, is als bijlage 2 toegevoegd.

1. In plaats van de gevallen genoemd in het raadsbesluit van 28 februari 2021, onder I, sub a en sub b, dient het college de raad om advies te vragen bij aanvragen waarbij het aantal woningen dat op grond van het omgevingsplan is toegestaan met meer dan 10 wordt overschreden;
2. In plaats van de gevallen genoemd in het raadsbesluit van 28 februari 2021, onder III, sub d en sub e, dient het college de raad om advies te vragen bij aanvragen voor het winnen van delfstoffen, al dan niet aan de oppervlakte, en aardwarmte;
3. In plaats van de gevallen genoemd in het raadsbesluit van 28 februari 2021, onder III, sub g, dient het college de raad om advies te vragen bij aanvragen voor het wijzigen van bestaande of het aanleggen van nieuwe infrastructuur (wegen, watergangen, spoorlijnen, buisleidingen voor het vervoer van olie en gas of andere gevaarlijke stoffen, hoogspanningsleidingen e.d.) indien de lengte van de aanpassingen of de nieuwe infrastructuur een lengte omvat van meer dan 500 m;
4. Het bepaalde onder 3. van het besluit van 28 februari 2021 in te trekken;
5. Het (gewijzigde) besluit treedt op 1 januari 2024 in werking.

In de Omgevingswet is bepaald dat de raad verplicht is om voor het hele grondgebied van de gemeente één omgevingsplan vast te stellen. De rol van de raad bij het omgevingsplan onder de Omgevingswet is in grote lijnen hetzelfde als bij bestemmingsplannen onder de Wet ruimtelijke ordening. De gemeenteraad stelt nu bestemmingsplannen vast en stelt straks (wijzigingen van) het omgevingsplan vast. Nieuw in de Omgevingswet is dat de raad de bevoegdheid heeft om het vaststellen van delen het omgevingsplan te delegeren (over te dragen) aan het college. Hoewel delegatie onder de huidige wetgeving niet mogelijk is, komt het ook nu voor dat het college beslist over ruimtelijke projecten en niet de raad, zoals bijvoorbeeld aan het vaststellen van de huidige uitwerkings- en wijzigingsplannen. Met het nemen van dit delegatiebesluit draagt de raad voor de gevallen zoals genoemd in dit voorstel zijn bevoegdheid om (wijzigingen van) het omgevingsplan vast te stellen over aan het college.

Bericht 30 november 2023:
Naar aanleiding van vragen uit de raad over agendapunt 8 Delegatiebesluit Omgevingsplan (zie technische vragen nummers 122, 129), zal het college op 5 december een addendum op het voorgestelde raadsbesluit behandelen en vervolgens aan de raad toesturen voor besluitvorming in de raad van 14 december 2023. Hiervoor is gekozen omdat er een raadsbesluit nodig is vóór 1 januari 2024 vanwege de inwerkingtreding van de Omgevingswet en het een technische wijziging betreft. Het addendum zal deze wijziging bevatten op het nu voorliggende raadsbesluit en betreft dan alleen onderdeel C (A. en B. en D. blijven zoals nu voorgesteld):

1. De bevoegdheid om een (wijziging van het) omgevingsplan vast te stellen in de volgende gevallen te delegeren aan burgemeester en wethouders:

C. In de gehele gemeente:
1. het realiseren van één of meer windturbines met een ashoogte van **niet**meer dan 15 meter;
2. het realiseren weiden met zonnepanelen (buiten het gebruiksoppervlak);
3. het uitvoeren van proefboring naar delfstoffen (olie, gas) en geothermie;
4. het winnen van delfstoffen al dan niet aan de oppervlakte, en aardwarmte;
**2. (nu 5)**het plaatsen van antennemasten met een hoogte van niet meer dan 40 meter;
**3. (nu 6)**het wijzigen van bestaande of het aanleggen van nieuwe infrastructuur (wegen, watergangen, spoorlijnen, buisleidingen voor het vervoer van olie en gas of andere gevaarlijke stoffen, hoogspanningsleidingen e.d.) indien de lengte van de aanpassingen of de nieuwe infrastructuur een lengte omvat van niet meer dan 500 m.

De bedoeling van het delegatievoorstel in samenhang met het voorstel verzwaard adviesrecht is om een vaste verdeling aan te brengen tussen de bevoegdheden van de raad en die van het college. Hierbij is het college bevoegd voor de kleinere ingrepen, en de raad - door middel van verzwaard adviesrecht - voor de grote ingrepen. Het delegatiebesluit is hierbij de contramal van de gevallen waarin de raad verzwaard adviesrecht heeft.

Bovenstaande is in het oorspronkelijk voorstel C ten onrechte niet juist tot uitdrukking gekomen. In de onderdelen 1 en 5 had de genoemde maat van 15 m, respectievelijk 40 m, juist de bovengrens moeten zijn in plaats van een ondergrens. Bij een overschrijding van de genoemde heeft raad het recht van bindend advies. Delegatie aan het college is dan niet passend.

Hetzelfde geldt voor de onderdelen 2, 3 en 4. Ook voor deze onderdelen geldt dat de raad het recht van bindend adviesrecht heeft. Het delegeren van de bevoegdheid om in deze situatie het omgevingsplan te wijzigen is dan ook niet passend.

1. De bevoegdheid om een (wijziging van het) omgevingsplan vast te stellen in de volgende gevallen te delegeren aan burgemeester en wethouders: 

A. Binnen het gebied dat volgens de provinciale omgevingsverordening is aangewezen als bestaand stedelijk gebied: 
1. het bouwen van woningen waarbij het aantal woningen dat op grond van het omgevingsplan is toegestaan met niet meer dan 10 wordt overschreden; 
2. een niet-ingrijpende wijziging van de stedenbouwkundige structuur; 
3. functiewijzigingen van gebouwen en/of terreinen met een (gezamenlijke) oppervlakte van niet meer dan 1.500m2; 
4. de nieuwbouw van niet-woonfuncties (bijvoorbeeld: detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen) met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 1.500m2; 
5. ontwikkelingen binnen de bestaande stads- en dorpsgezichten, met een ruimtebeslag van niet meer dan 250m2. 

B. Buiten het gebied dat volgens de provinciale omgevingsverordening is aangewezen als bestaand stedelijk gebied: 
1. het vestigen van nieuwe stedelijke functies voor zover het ruimtebeslag niet meer bedraagt dan 500m2; 
2. het uitbreiden van bestaande stedelijke functies (met uitzondering van wonen), of agrarische bedrijven met niet meer dan 25% van de bestaande toegestane oppervlakte van de functie; 
 3. het mogelijk maken van ontwikkelingen binnen Natura 2000 en NNN-gebieden, met een ruimtebeslag van niet meer 250m2. 

C. In de gehele gemeente: 
1. het realiseren van één of meer windturbines met een ashoogte van meer dan 15 meter; 
2. het realiseren weiden met zonnepanelen (buiten het gebruiksoppervlak); 
3. het uitvoeren van proefboring naar delfstoffen (olie, gas) en geothermie; 
4. het winnen van delfstoffen al dan niet aan de oppervlakte, en aardwarmte; 
5. het plaatsen van antennemasten met een hoogte van meer dan 40 meter; 
6. het wijzigen van bestaande of het aanleggen van nieuwe infrastructuur (wegen, watergangen, spoorlijnen, buisleidingen voor het vervoer van olie en gas of andere gevaarlijke stoffen, hoogspanningsleidingen e.d.) indien de lengte van de aanpassingen of de nieuwe infrastructuur een lengte omvat van niet meer dan 500 m. 

D. Algemeen: 
1. de gevallen waarin burgemeester en wethouders onmiddellijk voorafgaande aan de invoering van de Omgevingswet bevoegd waren een bestemming te wijzigen of verplicht waren een bestemming uit te werken (artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening) met in acht name van de op dat moment voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht geldende voorwaarden; 
2. het aanwijzen van gemeentelijke monumenten; 
3. het aanwijzen van dagen en/of evenementen waarop de in het omgevingsplan opgenomen geluidsnormen niet gelden of van toepassing zijn; 
4. het in het omgevingsplan verwerken van van door de raad vastgestelde ruimtelijke kaders, mits dit beleidskader eenduidig van aard is en geen ruimte laat voor verschillende interpretaties; 
5. het opnemen in het omgevingsplan van verleende omgevingsvergunningen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten (bopa’s); 
6. het verwerken van delen van omgevingsplan die zijn opgesteld volgens de TAM-IMRO standaard in het definitieve omgevingsplan; 
7. het doorvoeren van administratieve en/of technische correcties die het gevolg zijn van wijzigingen in wet- en regelgeving; 
8. het corrigeren van verschrijvingen, verkeerde verwijzingen in het omgevingsplan, 

2. Het bepaalde onder 1 geldt niet indien naar aanleiding van het ontwerp-besluit tot wijziging van het omgevingsplan tijdens de ter inzage termijn zienswijzen kenbaar worden gemaakt; 
3. Het college op te dragen de gemeenteraad te informeren over iedere wijziging van het omgevingsplan dat door het college wordt vastgesteld;
4. Dit besluit na één jaar te evalueren; 
5. Dit besluit treedt gelijktijdig met de Omgevingswet in werking.

De gemeenteraad stelde op 1 december 2022 de Verordening op de gemeentelijke adviescommissie Omgevingskwaliteit (hierna de Verordening) vast. Onlangs stuitten wij bij het nalezen van de Verordening op een bepaling die geen recht doet aan de nieuwe situatie die zich direct met de komst van de Omgevingswet op 1 januari 2024 aandient. Het gaat om artikel 2 lid 2 sub a. onder 3 van de vastgestelde Verordening. Het genoemde artikel biedt geen wettelijke basis voor advisering door de gemeentelijke adviescommissie zolang wij werken met het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Wij stellen een aanvulling van artikel 2 voor om dit op te lossen. De raad zal de gewijzigde Verordening moeten vaststellen.

De gewijzigde Verordening op de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Heerenveen vaststellen.

Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Deze wet heeft gevolgen voor de Algemene plaatselijke verordening (APV), omdat de APV ook regels bevat over de fysieke leefomgeving. Tot 2032 is er een overgangsfase waarin inhoudelijke aanpassing tot stand moet komen. Met ingang van 1 januari 2024 moet de APV al wel juridisch/technisch zijn aangepast aan de Omgevingswet. Dit betekent dat wettelijke grondslagen en formele verwijzingen moeten worden geactualiseerd. Deze technische wijziging ligt nu voor.

1. De gewijzigde APV vaststellen

Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Deze wet heeft gevolgen voor de Erfgoedverordening, omdat de Erfgoedverordening ook regels bevat over de fysieke leefomgeving. Zo worden op basis van de Erfgoedverordening bijvoorbeeld gemeentelijke monumenten aangewezen. Op termijn (uiterlijk eind 2031) moeten deze regels overgebracht worden naar het Omgevingsplan. Nu hoeft dat nog niet, maar moet met ingang van 1 januari 2024 de Erfgoedverordening wel technisch zijn aangepast aan de Omgevingswet. Dit betekent dat de wettelijke grondslagen en formele verwijzingen moeten worden geactualiseerd, zodat van 2024 doorgewerkt kan worden met de Erfgoedverordening. De basis voor onze eigen Erfgoedverordening is de Modelverordening van de VNG.

1. De gewijzigde Erfgoedverordening vaststellen

De gemeentelijke afvalstoffenverordening stelt regels over het beheer en de inzameling van huishoudelijke en andere afvalstoffen. Om aan te sluiten bij nieuwe wet- en regelgeving is actualisatie nodig. De voorgestelde aanpassingen van de afvalstoffenverordening zijn in lijn met de modelverordening afvalstoffenverordening van de VNG. De wijziging heeft geen financiële en/of personele gevolgen. De aanpassingen hebben ook geen wijzigingen in de huidige wijze van afvalinzameling tot gevolg. Ook zijn er geen risico’s aan verbonden. Het advies is om de Afvalstoffenverordening gemeente Heerenveen 2016 te vervangen door de Afvalstoffenverordening gemeente Heerenveen 2024. Sinds 1 juli 2020 is het Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen van kracht (Besluit GIHA). Gemeenten zijn nu wettelijk verplicht om gft, papier, metaal, kunststof, glas en elektronische apparatuur gescheiden in te zamelen. Uitzonderingen hierop moeten in de afvalstoffenverordening van een gemeente worden opgenomen. In de afvalstoffenverordening die nu voor u ligt is daarom specifiek opgenomen dat gemeente Heerenveen kunststoffen, drankenkartons en metalen verpakkingen middels nascheiding uit het restafval haalt en daarom gezamenlijk met het fijn huishoudelijke restafval wordt ingezameld. Met deze aanpassing voldoen we aan de eisen van de GIHA. Dit is feitelijk een juridische vastlegging van de wijze waarop gemeente Heerenveen al jaren de afvalinzameling en verwerking verzorgt. De VNG heeft in 2020 aangegeven met een actualiseerde modelverordening te komen zodat gemeenten hun eigen verordening tijdig konden herzien. Dit heeft echter langer op zich laten wachten. De herziene modelverordening bevat naast de eerder genoemde verplichtingen uit het besluit GIHA ook bepalingen over implementatie van de Omgevingswet. Naast de inhoudelijke wijzigingen zijn wetgevingstechnische en redactionele verbeteringen aangebracht. Voor de volledigheid is van de Afvalstoffenverordening een was/wordt-lijst toegevoegd.

1. Afvalstoffenverordening gemeente Heerenveen 2024 vast te stellen en Afvalstoffenverordening gemeente Heerenveen 2014 in te trekken.